Uitgangspunten

Het bepalen van een budget dat minimaal nodig is om menswaardig te leven, is niet eenvoudig.

Voor de invulling van de concrete korven deden we een beroep op experts. Op basis van normatieve criteria (wetten, aanbevelingen, richtlijnen, …) formuleerden ze voorstellen. Naast het vervullen van de universele behoeften aan gezondheid en autonomie, was nog een derde criterium richtinggevend bij het bepalen van de aard, de hoeveelheid en de prijs van deze goederen en diensten: ze moesten aanvaard worden door hen die ervan moeten leven. Om deze reden zijn alle budgetkorven uitgebreid besproken in focusgroepen met mensen uit verschillende inkomensgroepen.

Satisfactoren zijn tijd- en plaatsgebonden, maar ook binnen een Vlaamse context medio 2016 kunnen ze nog sterk variëren naargelang de gezinssamenstelling en de maatschappelijke positie van de verschillende gezinsleden. Omdat het onbegonnen werk is om voor alle mogelijke posities satisfactoren te bedenken, hebben we ons bij het uitwerken van  de referentiebudgetten beperkt tot een aantal typegezinnen. Organisaties die de referentiebudgetten willen hanteren als richtlijnen voor het beoordelen van leefsituaties in functie van de menselijke waardigheid kunnen gebruik maken van de gratis budgetcalculator. Voor een meer uitgebreid instrument, ontwikkeld voor OCMW's om te gebruiken in hun sociaal onderzoek verwijzen we u door naar onze betalende applicatie REMI.

Voor het uitwerken van de korven werden een viertal vuistregels afgesproken. Zo wordt er ten eerste zoveel mogelijk van normatieve standaarden vertrokken. Ten tweede neemt men maximale transparantie in achting. Ten derde is flexibiliteit van belang en ten slotte worden de budgetten in een langetermijnperspectief opgesteld.

Toch hebben ook heel wat vragen voor financiële steun betrekking op een korte tijdsperiode, daarom voorzien we, door het vertalen van de referentiebudgetten naar een voor de hulpverlening gebruikelijke indeling.

 

K.H.Kempen Vlaamse overheid CSB ULG

Close

Schema autonomie

Close

Satisfactoren

Gezondheid en autonomie zijn de 2 belangrijkste universele menselijke behoeften die moeten vervuld zijn om minimaal te kunnen participeren aan de samenleving.
Satisfactoren zijn producten en diensten die instaan voor de bevrediging van deze behoeften. Deze satisfactoren zijn, in tegenstelling tot de behoeften die ze moeten vervullen, relatief, dit wil zeggen in hoge mate historisch en cultureel bepaald. Toch bestaat de mogelijkheid ze te overkoepelen tot een aantal intermediaire behoeften, als tussenstop op weg naar het definiëren van concrete, samenlevingsspecifieke satisfactoren.

Close

Typegezinnen

Alle volwassenen in deze typegezinnen bevinden zich op actieve leeftijd. Alle gezinnen huren een woning, die gelegen is in een (klein) stedelijke omgeving en goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Ze bezitten geen van allen een eigen wagen. Niemand van de gezinsleden is tewerkgesteld: de volwassen gezinsleden zijn langdurig werkloos en de kinderen lopen school. Alle gezinsleden verkeren in een relatief goede gezondheid, d.w.z. ze hebben niet te kampen met functiebeperkingen als gevolg van een bepaalde ziekte of handicap en ze hebben evenmin extra medische kosten. (Dit is uiteraard een assumptie die zeer vaak niet realistisch is. Dit heeft belangrijke implicaties voor het gebruik van deze referentiebudgetten. We komen hieronder op dit punt terug.) Wat de gezinssamenstelling betreft, kozen we voor huishoudens bestaande uit één of twee volwassenen met geen, één of twee kinderen ten laste. De leeftijd van de kinderen varieert met het scholingsniveau (voorschools, kleuter onderwijs, lager en secundair onderwijs).

Close

Normatieve standaarden

Dit wil zeggen dat bestaande wetten, officiële richtlijnen en aanbevelingen richtinggevend zijn voor het al dan niet opnemen van bepaalde (hoeveelheden van) goederen en diensten. Bijvoorbeeld, voor het concreet samenstellen van een gezonde voedingskorf, vertrok de diëtist van de voedingsaanbevelingen voor België die het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie vertaalde naar de actieve voedingsdriehoek. Bij het opstellen van de korf adequate huisvesting vertrokken we van een vijftal universele criteria waaraan iedere woning zou moeten voldoen om de gezondheid van de bewoners niet te schaden. Deze criteria werden vervolgens geoperationaliseerd naar Vlaamse maatstaven met behulp van enkele indicatoren die werden ontwikkeld door het Kenniscentrum voor Duurzaam Woonbeleid (Buyst et al, 2007) en die door de Vlaamse overheid werden aanvaard om de evoluties in de woningmarkt over een langere periode te kunnen meten.

Hoewel deze normatieve standaarden niet altijd de actuele gedragspatronen van de Vlaamse bevolking weerspiegelen (weinig Vlamingen drinken bv. drie glazen melk per dag), willen we hiervan toch zo weinig mogelijk afwijken. De door ons voorgestelde budgetten moeten mensen immers toelaten om gezond te leven, voor hen die hiervoor kiezen. Alleen op deze manier kunnen we verzekeren dat er alvast geen financiële drempels meer zijn voor een minimale participatie aan de belangrijkste maatschappelijke instituties. Indien we bij het samenstellen van budgetten toch te veel rekening zouden houden met actuele gedragspatronen van (lage inkomens) gezinnen, komen we om verschillenden redenen in moeilijkheden. Ten eerste, wordt het (aankoop) gedrag zelf beperkt door het beschikbaar inkomen van huishoudens. Ten tweede ontbreekt het ons aan een absoluut en objectief criterium om vast te stellen welke producten of diensten het aankooppatroon van een gemiddeld Vlaams gezin vertegenwoordigen. Op welke gronden nemen we bijvoorbeeld een computer mee op in een Vlaams referentiebudget? Omdat de meeste gezinnen over een computer beschikken? Is 68% dan voldoende? Waarom geen 75% of 80%? Stel dat we kiezen voor het 75% criterium, dan mogen we de computer niet weerhouden. Ten onrechte echter in vele gevallen. Het bezit van duurzame consumptiegoederen kan immers niet los van mekaar bekeken worden.75% van de bevolking blijkt bv. over of een pc of een droogkast te beschikken (PSBH, 2002).

Voor de beslissing over het al of niet opnemen van producten en diensten willen we ons dus zo veel mogelijk baseren op normatieve criteria. Toch, lang niet over alle intermediaire behoeften bestaan wetten of concrete aanbevelingen. Hoe maak je bijvoorbeeld de behoefte aan het onderhouden van betekenisvolle sociale relaties concreet? Ook voor de invulling van deze behoeften hebben experts zich niet laten leiden door concrete aankooppatronen van (lage) inkomensgezinnen. Maar vroegen ze zich voortdurend af welke functies goederen en diensten vervullen met het oog op maatschappelijke participatie. Die goederen en diensten die in onze maatschappij als onmisbaar werden gezien voor het vervullen van bepaalde sociale rollen werden opgenomen in het budget. Om deze afwegingen te maken deden de onderzoekers een beroep op de ervaringskennis van burgers in focusgroepen. Hun overweging (m.b.t. de functie die bepaalde producten of diensten vervullen bij het uitoefenen van bepaalde rollen) bepaalde het al of niet opnemen ervan in de korf. Om die reden horen bv. afhaalmaaltijden voor gezinnen met kinderen in de korf ‘veilige kindertijd’ thuis en niet bij “gezonde voeding”. Om dezelfde reden hebben we chips, koekjes of andere lekkernijen opgenomen in de korf ontspanning.

Close

Close

Maximale transparantie

De vertaling van richtlijnen en aanbevelingen naar concrete budgetten, kan in zeker mate objectief gebeuren. De keuze voor producten en diensten in functie van het vervullen van intermediaire behoeften waarover geen officiële richtlijnen bestaan is in hoge mate subjectief. Op zichzelf is dit niet erg. Belangrijk is echter wel dat anderen kunnen controleren of de oordelen van experts en ervaringsdeskundigen relevant zijn en aanvaard kunnen worden in een Vlaamse referentiebudget. Door maximale transparantie na te streven en uitvoerig de achterliggende zienswijze te documenteren, kunnen de referentiebudgetten voorwerp worden van maatschappelijk debat. Voor iedere korf wordt gedetailleerd toegelicht hoe deze respectievelijke korf werd samengesteld, op basis van welke overwegingen gekozen werd voor bepaald producten en diensten, in welke hoeveelheden, met welke  kwaliteitsvereiste en voor welke prijs. Zowel zij die de referentiebudgetten willen verdedigen als financiële richtnorm voor maatschappelijke participatie als zij die ze betwisten, vinden in ieder hoofdstuk alle informatie om hun argumentatie op te bouwen.

Close

Flexibiliteit

In eerste instantie hebben de experts bij de samenstelling van hun korven zoveel mogelijk rekening gehouden met verschillende situaties waarin de gezinnen zich kunnen bevinden. Hoewel de huidige budgetten ontwikkeld zijn voor 16 welbepaalde typegezinnen die leven in vooraf bepaalde socio-economische omstandigheden, laat de wijze waarop ze ontwikkeld werden perfect toe om hieraan later aanpassingen te doen. In tweede instantie hebben we naast de flexibiliteit bij het ontwerpen, ook het gebruik van de richtnormen soepel en hanteerbaar willen maken. Voor organisaties die deze normen wensen te gebruiken in het kader van hun financiële hulp- of dienstverlening, zullen we in een vervolgproject de referentiebudgetten (die gestructureerd zijn volgens het achterliggende theoretische raamwerk) naar concrete budgetposten die in de hulpverlening worden gebruikt. Zo  krijgen ze de mogelijkheid om de budgetten flexibel aan te passen naargelang de gezinsomvang- en samenstelling of eventuele extra kosten op vlak van bv. huisvesting, gezondheidszorg, mobiliteit,… Op eenzelfde wijze zijn de verschillende budgetposten perfect vertaalbaar naar de categorieën die worden gebruik in de “korf van goederen en diensten uit het consumptiepakket van de gezinnen” die wordt gebruikt om het indexcijfer van de consumptieprijzen te berekenen. Op deze manier kunnen de door ons ontwikkelde referentiebudgetten de eerste volgende jaren perfect aangepast worden aan de stijging van de levensduurte.

Close

Lange termijnperspectief

In dit kader opteerden we er uitdrukkelijk voor om  lange termijnbudgetten te ontwikkelen. Die moeten gezinnen financieel toelaten om gedurende onbeperkte tijd minimaal te participeren aan de samenleving. Om de kost van deze lange termijnbudgetten toch min of meer constant te houden, berekenden we alle kosten op maandbasis. Zo kunnen we voorkomen dat gezinnen in een bepaalde maand worden geconfronteerd met extra hoge uitgaven, bv. als gevolg van de vervanging van een stuk gegaan duurzaam consumptiegoed (bv. een diepvriezer). Om dit mogelijk te maken hebben we voor alle opgenomen producten en diensten de levensduur berekend. Door de aankoopprijs te vermenigvuldigen (voor producten met een kortere dan maandelijkse levensduur) of te delen (voor producten met een langere dan maandelijkse levensduur) met een bepaalde factor verkregen we maandbudgetten. Deze laten mensen toe om naast de dagelijkse, wekelijkse of maandelijkse uitgaven (bv. voor het vervullen van intermediaire behoeften als gezonde voeding, persoonlijke verzorging, adequate huisvesting, enz.) toch geld op zij te zetten voor de aankoop van jaarlijkse producten of diensten (bv. vakantie, betalen van een verzekering, …) of het vervangen van duurzame consumptiegoederen.