mobiliteit | criteria | korf | kostprijs

Mobiliteit - criteria

In 2008 werd voor mensen die in de stad wonen een mobiliteitsbudget opgenomen dat de kosten voor openbaar vervoer en de fiets dekt. We gingen er van uit dat het uitgebreid openbaarvervoersnetwerk in Vlaanderen een auto niet minimaal noodzakelijk maakt. De meeste respondenten, zowel in 2008 en 2013, vinden een auto inderdaad niet nodig in een samenleving met een toegankelijk aanbod aan openbaar vervoer. Dit werd echter wel genuanceerd en er werden vaak argumenten aangehaald dat een auto in sommige situaties moeilijk te missen is. De argumenten hiervoor zijn dat een auto nodig kan zijn om zware boodschappen te doen, voor het maken van een uitstapje, om verre familie te bezoeken wanneer die niet gemakkelijk bereikbaar is met het openbaar vervoer, voor verre sollicitaties, enz. De focusgroep deelnemers geven aan het belangrijk te vinden om in deze situaties niet altijd afhankelijk te zijn van anderen. In verschillende focusgroepen werd het cambio project of carpooling naar voor geschoven als een goed alternatief voor een auto om op te nemen in een referentiebudget dat adequate sociale participatie beoogt.

 

 

 

K.H.Kempen Vlaamse overheid CSB ULG

Close

Openbaar vervoer

De eigenlijke normen voor het minimumaanbod worden geregeld in het besluit van de Vlaamse regering van 29 november 2002. Hierin zijn vastgelegd: de maximale afstand van een woonzone tot een halte van geregeld vervoer, de bedieningsfrequenties tijdens de week en het minimumaanbod op zaterdag, zondag- en feestdagen en de maximale wachttijden. Zo lezen we dat binnen een straal van 750 meter van iedere woonzone er een bushalte moet zijn in een plattelandsgemeente. Voor kleinstedelijke gebieden is de straal kleiner (650 meter) en in grootstedelijke gebieden mag de bushalte niet verder gelegen zijn dan een straalvan 500 meter. Door deze maatregelen hebben alle Vlaamse gemeenten de afgelopen 10 jaar extra openbaar vervoer gekregen. Momenteel heeft 90% van de woonzones een gegarandeerd basisaanbod aan openbaar vervoer (VRIND, 2008, p. 318).

Close

Cambio

Cambio De laatste vijf jaar is autodelen sterk verspreid geraakt in de belangrijkste Vlaamse steden. Op 1 juli 2013 waren er al 108 standplaatsen en 235 wagens en het wagenpark groeit voortdurend (Crevits, 2013). Het geeft mensen de mogelijkheid om voor een relatief kleine bijdrage af en toe gebruik te maken van een "gedeelde auto". Autodelen wordt intussen breed aanvaard binnen de bevolking en het aanbod heeft zich dan ook sterk uitgebreid. In verschillende focusgroepen werd het cambio project of carpooling naar voor geschoven als een goed alternatief om op te nemen in een referentiebudget dat adequate sociale participatie beoogt.

Zonder onze focus op een financiële ondergrens te verliezen, wensen we toch rekening te houden met deze uitdrukkelijk benoemde behoefte. Deze nood kan worden ingevuld door het opnemen van een extra budget om gebruik te maken van het cambio-initiatief. De cambio tarieven bestaan uit vaste kosten en gebruikskosten . Met het oog op een minimale ondergrens voor adequate sociale participatie, geven we de mogelijkheid om één halve dag per maand (zes uur) gebruik te maken van een wagen. Uiteraard kunnen gebruikers ook opteren om de auto gedurende een langere tijd aan een lagere frequentie te gebruiken. Om de kilometerprijs te berekenen vertrokken we van een gemiddelde afstand door particuliere gebruikers van 55 km, zoals blijkt uit een parlementair antwoord van Vlaams Minister van Mobiliteit en Openbare Werken (Crevits, 2013). Om ook de mogelijkheid te geven om de auto één keer per jaar voor een langere uitstap te gebruiken, rekenen we eenmalig 200 km.